Een dinosaurus gespot in Schiedam

 

Nog even en dan zijn deze kleine op prehistorische dieren lijkende insecten weer te zien in de struiken en op o.a. de klimop. Zijn naam is issus coleoptratus. Dat is een hele mond vol, maar vreemd genoeg heeft dit veelvoorkomende insect geen Nederlandse naam. Hij wordt rond de 6 mm groot, dus best wel een aardig formaat om met het blote oog te kunnen bewonderen. Hij heeft zoals u kunt zien hele kleine vleugeltjes en kan daar dan ook niet mee vliegen. Maar als ze schrikken kunnen ze best een aardige afstand overbruggen met springen. Als er een op je hand zit en hij springt weg, dan kun je de afzet heel goed voelen. Als ze vanaf een blad wegspringen dan kan je het zelfs horen. Hij overwinterd in vooral naaldbomen en coniferen maar ook in het schors van loofbomen. Dus in principe zijn ze het hele jaar te vinden, maar mijn ervaring is dat pas in februari of maart als het weer het toelaat ze weer te vinden zijn zoals gezegd op vooral de klimop.

 

 

Ze kunnen diverse kleuren hebben, van geel tot zwart en alles wat daar tussen zit. De nimfen (jonge dieren) hebben aan hun achterkant een wasachtige afscheiding wat op een borsteltje lijkt. Waar dit voor dient is onbekend, de wetenschappers zijn dit aan het onderzoeken en hebben wel een aantal theorieën ontwikkeld, maar vooralsnog weten we daar het fijne nog niet vanaf. Wat ik overigens niets wist is dat niet wij maar dit insect tandwielen heeft uitgevonden. Helaas kan ik dit niet laten zien omdat dit alleen te zien is met een professionele microscoop. En de foto’s hiervan zijn voorzien van copyright. Maar het zijn echte tandwieltjes die op hun achterpotjes zitten en in elkaar grijpen om ze te vergrendelen bij het springen zodat beide achterpootjes synchroon werken bij het wegspringen. De tandwieltjes zijn ook nog afgerond zoals wij ze ook maken om slijtage te verminderen. Dus nu weet u wie de tandwielen als eerste heeft uitgevonden, niet de Grieken maar dit kleine beestje.

 

 

Deze issus coleoptratus voeden zich met floëem (cellen) van de binnenkant van de schors die voor het transport van de voedingsstoffen voor de boom verzorgen. Vergeet ik nog te zeggen dat er in Nederland twee soorten leven, echter deze zijn moeilijk van elkaar te onderscheiden.

 

 

Overdag rusten en eten ze, ‘s nachts trekken ze erop uit en leggen hun eitjes die crème kleurig zijn. Deze worden met een snel verhardend schuim afgedekt om ze te beschermen tegen rovers.

 

 

Op foto 5 is een issus coleoptratus te zien met een parasiet. Waarschijnlijk heeft een sluipwesp een eitje met haar legboor in het beestje gedeponeerd. En nu eet de parasiet gratis mee, maar hij moet wel eten wat hem voorgeschoteld wordt. Bij deze issus coleoptratus heb ik dit vreemd genoeg al meerdere keren waargenomen.

 

 

Maar het is nog steeds een insect waar we nog veel niet van weten ook al is het geen onbekende omdat hij veelvuldig voorkomt. Wie weet wat we er nog meer ontdekt wordt van de uitvinder van de tandwielen.