De groene schavuit.

 

De halsband parkiet is weliswaar mooi maar hoort hier niet thuis. Inmiddels is de halsbandparkiet (Psittacula krameri manillensis) een bekende in ons land. Vermoedelijk zijn ze vanuit India, Sri Lanka of Centraal-Afrika. naar Nederland verscheept als kooivogels en zijn er in de loop der tijd een aantal vervolgens ontsnapt. En vonden Nederland een prima gastland want en ze gedijen heel erg goed. Het zijn ware opportunisten en lastpakken van het eerste uur. Want in de broedtijd jagen ze bijvoorbeeld spechten, uilen, kauwtjes en boomklevers uit hun nestholten om die te confisqueren voor eigen gebruik. Zijn de gaten te klein voor ze, dan maken ze die met hun sterke snavels gewoon groter zodat ze erin kunnen gaan broeden. Ook de rosse vleermuis ontkomt er niet aan, maar ondanks dat er inmiddels al zo’n 30.000 exemplaren hier rondvliegen, is er nog geen indicatie dat onze inheemse dieren daar hinder van ondervinden.

 

 

Ook veroorzaken ze veel schade aan vruchten zoals appels, peren en diverse bessen, maar ook vinden ze de bloesem van deze vruchtbomen en struiken erg lekker dus de kwekers zijn daar op z’n zachts gezegd niet erg blij mee. De schuttingen in de tuinen vinden ze ook wel leuk om daaraan te knagen en kunnen de boel goed slopen. Ook maken ze vaak een hoop herrie met hun gekrijs waar veel mensen een verschrikkelijke hekel aan hebben en daar heel veel hinder van ondervinden. De broedtijd begint al in januari dat tot juni kan duren als het erg koud is. Het broedsel bestaat uit 3 of 4 eieren en komen de jongen tussen de 22 en 24 dagen uit het ei gekropen. De halsbandparkiet heeft overigens gelukkig maar één legsel per jaar. Zowel het mannetje en de pop (vrouwtje) broeden en voeren hun jongen. Ze hebben in ons land eigenlijk geen vijanden, alleen de slechtvalk vind die knal groene rakkers wel lekker. Men vraagt zich soms af hoe deze vogels de winters in ons land weten te overleven omdat ze uit een tropisch land komen. Nou dat komt omdat ze in de winter naar de stad trekken omdat het daar zo’n 5 graden warmer is dan buiten de stad. Ook weten ze het vogelvoer wat de mensen ophangen in hun tuin te plunderen. Vooral de zakjes met olienoten laten ze niet links liggen, daar zit veel vet in en krijgen zo de energie die ze nodig hebben om te overleven, Persoonlijk vind ik het grappige vogels die van mij mogen blijven en zijn bovendien ook nog fotogeniek.